Paragrafen

Paragraaf 3: Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Risico's

Nr.

Onderwerp

DP

Structureel/ incidenteel 

1e signalering

Kans

Bedrag (bandbreedte)

1

Uitleg- en binnenstedelijke ontwikkelings- locaties (grondzaken/ grondexploitaties)

1.1 & 1.3

Incidenteel

2004

100%

60,4 - 63,1 miljoen euro

2

Parkeerbedrijf

1.2

Structureel

Al jaren

100%

Circa 0,8 miljoen euro

3

Verkeer- en vervoersprojecten

1.2

Incidenteel

2017

100%

Nul

4

Gemeentelijk aandeel risicoproject Warmtestad BV

1.3

Incidenteel

2017

25%

82,5 miljoen euro

5

Risico's bodemsanering

2.1

Structureel

2021

50%

1,2 miljoen euro

6

Windmolens Roodehaan

1.3

Incidenteel

2025

100%

1,8 miljoen euro

7

Agiostorting BV Suikerzijde

1.3

Incidenteel

2023

25%

15 miljoen euro

8

Extra beheerkosten Biotoop, Haren

1.1

Incidenteel

2023

100%

1,25 miljoen euro

9

Klimaatrisico

2.1

Structureel

2023

75%

1,1 miljoen euro

10

Netcongestie

Div.

Incidenteel

2023

100%

467 duizend euro

11

Zonnepark Meerstad-Noord/GEB Holding BV

1.3

Incidenteel

2024

50%

8,175 miljoen euro

12

Sociaal domein

3.3

Structureel

2014

100%

10 - 25,9 miljoen euro

13

Exploitatie Groninger Forum

3.5

Structureel

2014

PM

PM

14

Verzelfstandiging Centrum voor Kunst en Cultuur (CKC) Haren

3.5

Incidenteel

2022

50%

50 duizend euro

15

Energieprijsstijging

1.3

Structureel

2023

50%

0 - 1 miljoen euro

16

Opgaven Vastgoedbedrijf

Div.

Structureel

2023

PM

PM

17

Fiscale risico's

Alle

Structureel

Diverse

PM

PM

18

Gemeentefonds

4.3

Structureel

1995

0%

+/-41,3 miljoen euro

19

Verstrekte leningen en garanties

Div.

Incidenteel

2006

100%

2,9 - 3,5 miljoen euro

20

Renterisico

4.3

Structureel

Doorlopend

50%

1,1 - 3,2 miljoen euro

21

Verzekeringen

4.3

Structureel

2021

PM

PM

22

Gemeentefonds: ontoereikende middelen

4.3

Structureel

2023

50%

3,14 miljoen vanaf 2029

23

Bezwaarschriften

2.1

Incidenteel

2018

PM

PM

24

Vervanging rioolpersleiding Aanpak Ring Zuid (ARZ)

2.1

Incidenteel

2022

PM

PM

25

Onderhoud van het groen ARZ aan de randen van ons areaal

2.1

Structureel

2025

50%

0,1 miljoen euro

26

Dotatie en vrijval voorziening voor pensioenaanspraken politieke ambtsdragers

4.2

Incidenteel

2023

50%

2 miljoen euro

26a

APPA wachtgelden

4.2

Structureel

2023

25%

2 miljoen euro

27

Verplichtingen uit de spaarverlof voorziening

4.4

Incidenteel

2022

PM

PM

28

Bedrijfsrisico directies SPOT, Sport050 en zakelijke dienstverlening Stadsbeheer

2.1 & 3.4

Structureel

Al jaren

25%

3,7 miljoen euro

29

Niet halen bezuinigingen

Div.

Incidenteel

2014

100%

0,3 - 2,9 miljoen euro

29a

Niet halen bezuinigingen

Div.

Structureel

2014

100%

0,5 miljoen euro

30

Prijsstijgingen

Alle

Structureel

2022

PM

PM

31

Digitale soevereiniteit

4.4

Incidenteel

2025

50%

0 - 2,5 miljoen euro

32

Cybercrime

4.4

Incidenteel

2025

PM

PM

33

Rijkskorting 10% budget SPUK Sport (btw)

3.4

Structureel

2025

50%

252 duizend euro

34

Structurele personeelslasten gedekt met incidentele middelen

1.3 & 4.2

Structureel

2025

100%

400-730 duizend euro

Nr.

Toelichting

1

Uitleg- en binnenstedelijke ontwikkelingslocaties (grondzaken/ grondexploitaties)

Om de risico's die voortvloeien uit de grondexploitaties in uitleg- en binnenstedelijke ontwikkelingslocaties te kwantificeren wordt de risicoboxenmethode gehanteerd. Het risico op een plantekort kan voortvloeien uit vertraging in het uitgiftetempo van gronden, uitgifte van gronden tegen lagere grondprijzen dan in de exploitatiebegroting is voorzien, aanbesteding van civieltechnische werken, vertraging in het tempo van realisering, etc. De inschatting is dat het benodigde weerstandsvermogen zich in de jaren 2026-2029 vrij stabiel beweegt in een bandbreedte tussen de 60,4 en 63,1 miljoen euro. In het risicobedrag is de kans van optreden meegenomen daarom is bij de kans 100% aangehouden. Zie voor meer informatie de paragraaf Grondbeleid.

2

Parkeerbedrijf

Voor het bepalen van het risico van het parkeerbedrijf wordt een risicoanalyse uitgevoerd voor de onderdelen: rente, opbrengsten en kosten, bezettingsgraad parkeergarages en straatparkeren. Het totale risico is in 2026 bepaald op 0,8 mln, een afname van 2 mln ten opzichte van de begroting 2025. Dit wordt vooral verklaard door een herberekening van het structurele risico. Voorheen werd het structurele risico (jaarbedrag) maal factor 4 vermenigvuldig, met ingang van de begroting 2026 wordt het risico-jaarbedrag ingevuld. In het risicobedrag is de kans van optreden meegenomen daarom is bij de kans 100% aangehouden.

3

Verkeer- en vervoersprojecten

Risico's bij verkeer- en vervoersprojecten hebben voornamelijk betrekking op de hoogte van de investeringskosten. Vooraf worden deze risico's zover mogelijk teruggebracht en beheerst door voor de start van uitvoering zoveel mogelijk uitgewerkte ontwerpen en kostenramingen beschikbaar te hebben. Bij de verkeersprojecten bepalen we het risico op 10% van de investeringskosten. Daarbij beoordelen we de mogelijkheid om bij te sturen in het project (beheersmaatregelen). Op projectniveau kunnen dat bijvoorbeeld zijn: het werken met een plafondprijs in de aanbesteding, het rekening houden met een percentage onvoorzien in de kostenraming of het in beeld brengen van besparingsmogelijkheden. Risico's die niet binnen de beschikbare middelen van het project kunnen worden opgelost, worden meegenomen in het benodigde weerstandsvermogen voor verkeersprojecten. Voor de lopende projectecten verkeer en vervoer is de omvang van het risico nihil. 

4

Gemeentelijk aandeel risicoproject Warmtestad BV

WarmteStad B.V. heeft op dit moment 2 typen activiteiten:
· Het ontwikkelen en exploiteren van het warmtenet Noordwest;
· Het ontwikkelen en exploiteren van collectieve Warmte en Koude-opslagsystemen (WKO’s).
Via WarmteStad investeert de gemeente in warmteprojecten gericht op een CO2 neutrale stad in 2035. De gemeente doet dit door het verstrekken van eigen vermogen, leningen en garanties. Tot en met 31 december 2025 staat de deelneming naar verwachting voor 61,5 miljoen euro op de gemeentelijke balans en is voor 5,0 miljoen euro aan leningen (kredietlimiet) en 16,0 miljoen aan garanties aan de BV verstrekt. De gemeente loopt het risico dat dit bedrag niet wordt terugontvangen of in het geval van de garantie betaald moet worden. De kans hierop schatten we in op 25%, het algemene percentage wat wij hanteren voor deelnemingen waarbij de exploitatie loopt.

5

Risico's bodemsanering

Risico bodem 1: spoedlocaties. Een aantal spoedlocaties waarvan de bodemsanering nog niet is afgerond, is in eigendom van derden. Wanneer een derde de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van een sanering niet kan nakomen, is de gemeente als bevoegd gezag verplicht om deze tot een goed einde te brengen (risico 1a).
Daarnaast kan sprake zijn van een “toevalsvondst”: een voorheen nog niet bekende bodemverontreiniging die onacceptabele gezondheidsrisico’s met zich meebrengt en direct ingrijpen noodzakelijk maakt. Als de eigenaar van een locatie waar een dergelijke verontreiniging wordt aangetroffen geen maatregelen treft, moet de gemeente ingrijpen en kan zij naderhand de kosten verhalen (risico 1b).
Risico inschatting: voor de risico’s 1a en 1b gaan we op basis van een inschatting van bestaande locaties uit van een structureel risico van € 900.000,-. Aangezien we het risico middelgroot achten hanteren we een kans van 50%.

Risico bodem 2: aanvullend onderzoek en tijdelijke maatregelen. Situaties die zich kunnen voordoen met risico’s voor de gemeente zijn bijvoorbeeld saneringen als gevolg van drugsafvaldumpingen of het wegnemen van onrust over de bodemkwaliteit bij omwonenden van een verontreinigde locatie. Hiervoor moeten middelen beschikbaar zijn voor onderzoek en eventuele saneringsmaatregelen. Risico inschatting: voor risico bodem 2 gaan we op basis van een inschatting van de kosten van saneringen uit van een structureel risico van € 250.000,-. Aangezien we het risico middelgroot achten hanteren we een kans van 50%.

6

Windmolens Roodehaan

Ten behoeve van de ontwikkeling van Windmolens Roodehaan wordt in november 2025 besloten over verstrekking van een plankostenkrediet. Omdat nu nog niet zeker is of het project doorgang vindt en er nog geen omgevingsvergunning is verkregen, wordt de risicokans voorzichtigheidshalve op 100% gesteld. Voorgesteld wordt om de (netto) investering ad € 1.762.000, -- te beschouwen als het gemeentelijk financieel risico en dit bedrag mee te nemen als risico bij de bepaling van het weerstandsvermogen. 

7

Agiostorting BV Suikerzijde

We hanteren het uitgangspunt dat als we een gebiedsontwikkeling vormgeven in een aparte entiteit (lees BV) de BV zelf in staat moet zijn om de eigen risico’s binnen de grondexploitatie hetzij de beschikbare middelen voor de betreffende gebiedsontwikkeling op te vangen. Zelf binnen de eigen grondexploitatie opvangen betekent dat de BV over voldoende buffers moet beschikken. Deze buffers kunnen bestaan uit eigen vermogen, een verwacht batig saldo van de grondexploitatie (contante waarde van de verwachte winst op eindwaarde) of aanwijsbare buffers in ramingen. De beschikbare middelen voor de gebiedsontwikkelingen zijn de middelen die binnen het SIF zijn gereserveerd of bestemmingsreserves voor de betreffende gebiedsontwikkeling. Door de gebiedsontwikkeling in een BV te beleggen verlegt de gemeente een groot deel van de risico’s naar deze aparte entiteit. Op het moment dat de gemeente hetzij eigen, hetzij vreemd vermogen verstrekt aan de BV, loopt de gemeente het risico dat de verstrekte middelen niet terugbetaald kunnen worden. Voor de afdekking van dit risico moet de gemeente inschatten in welke mate er een risicoreservering in het gemeentelijk weerstandsvermogen noodzakelijk is. De gevraagde kapitaalstorting in de BV Suikerzijde bedraagt 15 miljoen euro. Het Project Suikerzijde kent een omvang van circa 500 miljoen euro. De looptijd is 25 jaar. Voor de bepaling van de omvang van de buffer sluiten we aan bij de gemeentelijke methodiek van het
bepalen van risico’s. Hierin zijn drie classificaties van risico’s, te weten laag, middel en hoog met respectievelijke
kansen van 25%, 50% en 75%. We schatten het risico in als laag. Voor bepaling van de benodigde buffer rekenen we daarom met een kans van 25% op niet terugbetaling. Dit betekent dan een benodigde risicobuffer van 25% x 15 miljoen euro = 3,75 miljoen euro. We gaan de incidentele vrijval van de structureel beschikbare middelen voor Suikerzijde toevoegen aan een aparte reserve Suikerzijde. Deze reserve tellen we mee met het beschikbaar weerstandsvermogen.

8

Extra beheerkosten Biotoop, Haren

Voor het onderhouden van de Biotoop is een beperkt onderhoudsbudget beschikbaar. Gezien de verouderde staat brengt dit het risico met zich mee dat gedurende de voorgestelde gebruiksperiode problemen optreden waardoor grotere investeringen noodzakelijk zijn. Het betreft hier zowel de Biotoop als de Hortus. Met name de staat van het entreegebouw is een risico voor de continuiteit van de exploitatie van de Hortus. In het risicobedrag van 1,25 miljoen euro is de kans van optreden al verwerkt daarom voor 100% opgenomen. Afhankelijk van het te kiezen toekomstscenario is er nog een risico dat er brandscheidingen aangebracht moeten worden en moeten mogelijk extra maatregelen rondom legionella worden getroffen. Op dit moment zijn deze risico's nog niet te kwantificeren en als PM meegenomen. Wanneer hier een betere inschatting van gemaakt kan worden, wordt dit meegenomen in de actualisatie bij de begroting.

9

Gevolgen extreem weer (klimaatrisico)

Door het veranderende klimaat gaan we in toenemende mate last krijgen van extreem weer. Extreme hitte, langdurige droogte of regenperiodes en extreem weer zoals, clusterbuien, storm en onweer hebben effect op onze infrastructuren, gebouwen en groenvoorzieningen. Extreme hoeveelheden regen in korte tijd kunnen niet goed worden afgevoerd waardoor mogelijk regenwater schade toebrengt aan panden en andere voorzieningen. Droogte kan leiden tot inklinking of scheuring van de bodem waardoor infrastructuur kan verzakken. Dit doet zich nu al meerdere keren per jaar voor en zal naar verwachting vaker en grootschaliger voorkomen. Reparatie van een wegdek van 1.000m2 kost al snel €250.000. Door droogte lopen onze groenvoorzieningen bovendien risico op bermbranden en uitval door vochttekort, met geschatte kosten van totaal €160.000. Ook stormschade komt steeds vaker voor. De kosten voor snoeiwerk, opruimen en herplant van bomen worden op basis van eerdere ervaringen geraamd op €600.000. Daarnaast neemt door klimaatverandering de kans toe op aantasting van bomen door ziekten en plagen, zowel bestaande (kastanjebloedingsziekte, essentaksterfte, Massaria) als nieuwe. De geschatte kosten hiervoor bedragen €100.000. Al deze risico’s komen nu al geregeld voor en daarmee structureel van aard en zijn daarom ingeschat als hoog risico (75%).
 
De kosten van een (zee)dijk-doorbraak, en ontwrichting van een kunstwerk door hittestress zijn dermate hoog en het risico vrij klein (1-5%) dat deze niet zijn opgenomen in het risicobedrag van 1,1 miljoen euro.

Vooralsnog worden extra kosten uit regulier budget gedekt, met als gevolg dat er minder budget is voor andere zaken. Bij grote kosten of boomvervanging wordt er soms incidenteel extra budget toegekend vanuit de begroting. 

10

Netcongestie

Netcongestie is een snelgroeiend probleem dat ons elektriciteitsnet onvoldoende ruimte heeft om alle ontwikkelingen te faciliteren. De wachtrij voor nieuwe en/of grotere grootverbruikersaansluitingen groeit snel. Eind 2024 hebben ook de eerste kleinverbruikers (MKB, inwoners) geen ruimte meer gekregen op het elektriciteitsnet. Tot halverwege 2031 zal dit probleem groeien. Daarna is de uitbreiding van de capaciteit op hoogspanningsstation Vierverlaten naar verwachting gereed en is een groot deel van de netcongestie opgelost. De verwachting is dat de gehele verzwaringsoperatie voor ons elektriciteitsnet rond 2035 is afgerond. Dit heeft tot gevolg dat er een risico is dat wij onze ambities voor o.a. woningbouw, economie en de energietransitie niet meer volledig waar kunnen maken. De financiële gevolgen van netcongestie en de daardoor opgelopen vertraging worden in de betreffende grondexploitaties, projecten of programma’s opgenomen.

We treffen een aantal beheersmaatregelen om de effecten van netcongestie te mitigeren. Zo is er Groningen Stroomt Door (GSD). Dit is een samenwerkingsproject van bedrijvenverenigingen, Enexis Netbeheer, EnTranCe en de gemeente Groningen. Door de activiteiten van GSD kan mogelijk extra ruimte op het elektriciteitsnet worden vrijgespeeld door het bestaande net slimmer te gebruiken. Bijvoorbeeld door elektriciteit onderling te verdelen, vraag- en aanbod op elkaar af te stemmen of de inzet van een batterij.
Verder wordt gewerkt aan het concept Het Net van de Toekomst Groningen. Hierbij werken de gemeente Groningen, de provincie Groningen en het ministerie van KGG aan het robuuster maken van het elektriciteitsnet. Mocht dit concept onverhoopt niet tot uitvoer worden gebracht, dan staat de gemeente Groningen garant voor een derde van de voorloopkosten van het onderzoek voor dit concept. Dit projectrisico is het bedrag dat hier is opgenomen. Vanwege de onduidelijkheid over de uitkomst van dit onderzoek houden we dit risico vooralsnog op 100%.

11

Zonnepark Meerstad-Noord/GEB Holding BV

De gemeente ontwikkelt een zonnepark en batterij in Meerstad-Noord. Hiervoor heeft de gemeente een BV opgericht waarin 3 miljoen euro agio is gestort. Dit is in 2025 aangevuld met een agiostorting van 1,275 miljoen euro. Daarnaast heeft de gemeente leningen verstrekt van in totaal 3,9 miljoen euro. Het in totaliteit verstrekte bedrag aan de BV bedraagt 8,175 miljoen euro. De gemeente loopt het risico dat dit bedrag niet wordt terugontvangen. Met het raadbesluit van 26 maart 2025 is de risicokans beargumenteerd verlaagd van 100% naar 50%.
Naar verwachting kan in de raadvergadering van december 2025 worden besloten over de realisatie van Energiepark Meerstad-Noord. Bij een go-besluit zal de gemeente een agiostorting moeten doen om het Energiepark te kunnen laten realiseren. De kans dat de gemeentelijke investering in het Energiepark niet wordt terugontvangen zal dan lager worden dan de huidige 50%, maar per saldo zal het risicobedrag door de gevraagde agiostorting veel hoger worden dan de huidige reservering van € 4.088 miljoen euro in het benodigde weerstandsvermogen.

12

Sociaal domein

De budgetten zorgkosten voor jeugd en Wmo staan al jaren onder druk. Met ingang van 2022 heeft het Rijk de budgetten voor jeugdhulp aangevuld. Deze aanvulling wordt de komende jaren grotendeels afgebouwd in verband met maatregelen die opgenomen zijn in de Hervormingsagenda Jeugd. In de Hervormingsagenda was een besparing opgenomen oplopend tot 15,5 miljoen euro. Een deel, 5,7 miljoen, van de beoogde besparingen uit de Hervormingsagenda verwachten we niet te kunnen realiseren. Dit nadeel is verwerkt in de meerjarenbegroting. Met betrekking tot de hervormingsagenda heeft de Deskundigencommissie Hervormingsagenda Jeugd eind januari 2025 een zwaarwegend advies uitgebracht.
In de voorjaarsnota is een deel van het zwaarwegend advies overgenomen. Zo is het groeipad voor de maatregelen in het kader van de hervormingsagenda verzacht, dit betekent voor ons dat de taakstelling in 2026 en 2027 grotendeels is komen te vervallen. Aan de andere kant is vanaf 2028 een extra taakstelling opgevoerd betreffende het sturen op trajectduur jeugdzorg van 1,1 miljoen, indexatie opbrengsten Hervormingsagenda Jeugd van 8,1 miljoen en invoering eigen bijdrage van 4,1 miljoen. Hiermee loopt de totale taakstelling Hervormingsagenda Jeugd op tot 23,8 miljoen vanaf 2028. We achten de kans dat de gehele taakstelling gerealiseerd wordt beperkt.
Gedurende dit jaar zullen de definitieve budgetten, die mogelijk invloed hebben op het risicobeeld, bekend worden.

Er spelen op het gebied van jeugdhulp ook een aantal landelijke en (boven) regionale ontwikkelingen waarvan de financiële gevolgen nog niet zijn aan te geven. Het gaat hierbij o.a. om afbouw gesloten jeugdhulp, nieuwe inkoop hoog specialistische hulp, Basis Jeugdhulp en Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming.
Daarnaast is er een aantal specifieke risico's die betrekking hebben op (transformatie) maatregelen die moeten leiden tot een besparing op de zorgkosten door een verschuiving van dure naar goedkopere zorg. Of en in welke mate deze maatregelen het beoogde transformatie-effect opleveren wordt gemonitored en waar nodig bijgestuurd.
In het risico sociaal domein houden we ook rekening met een volume risico op zorggebruik (zorggebruik groeit harder dan verwacht). Er is sprake van een volume-risico op zorggebruik Wmo/jeugd omdat onzeker is hoeveel mensen zorg nodig hebben. We bepalen de omvang van het risico op basis van een aantal groeiscenario’s. Het volume risico bedraagt 8,5 miljoen euro.
In verband met de verwachte volumegroei Wmo als gevolg van de vergrijzing en de verwachte toenemende zorgkosten Wmo is er landelijk een houdbaarheidsonderzoek opgezet. Dit moet leiden tot landelijke maatregelen. Een eerste stap om de Wmo kosten te beheersen is de invoering van de inkomens- en vermogensafhankelijk bijdrage (IVB). De invoering van de IVB  staat gepland voor 2027. Het rijk heeft op voorhand al een korting doorberekend in de Algemene Uitkering. Deze korting is waarschijnlijk groter dan het effect van de IVB. Hiervoor hebben we een maximaal risico van 0,9 mln. meegenomen. Tot slot houden we rekening met een risico dat invoering van het nieuwe verdeelmodel bij de integratie uitkering voor beschermd wonen (die we ontvangen van het Rijk) tot een nadeel voor Groningen kan leiden.
Het totale risico is in 2026 bepaald op 10 miljoen euro. Tot en met 2029 loopt dit op tot 25,9 miljoen euro. Wij hebben de laatste jaren maatregelen genomen om te zorgen dat de zorgkosten beter in control komen. Hierbij hebben we nadrukkelijk een koppeling gelegd tussen beleid, inkoop, uitvoering en geld.
Ter beheersing van deze problematiek streven wij er naar om door transformatie minder in te hoeven zetten op zwaardere zorg door te investeren in preventie aan de voorkant, de ontwikkeling van (basis) voorzieningen dichtbij, door burgerkracht en door stimuleren van zelf- en samenredzaamheid. Deze op transformatie gerichte beweging is onder meer in gang gezet door een gerichte opdrachtverlening aan Stichting WIJ Groningen, door het in werking stellen van het Gebieds Ondersteunend Netwerk (GON) en een verdere decentralisering van Beschermd Wonen. Andere ingezette ontwikkelingen zijn onder andere de aanpak voor multi probleemgezinnen waar sprake is van stapeling van door gemeente verstrekte voorzieningen, invoering Basis Jeugdhulp en voorbereidingen voor nieuwe inkoop hoog specialistischer hulp.
In al deze verbeterslagen lopen inhoudelijke ambities en financiële doelstellingen samen op. De laatste jaren is geïnvesteerd in extra capaciteit om ontwikkelingen in kaart te brengen, te volgen en concreet om te zetten in zinvolle interventies en maatregelen samen met partners zoals bijvoorbeeld zorgpartijen, de zorgverzekeraar en de RIGG. Dit geldt ook voor informatievoorziening. Dit alles met als doel beter in control te komen op het sociaal domein. Waar de komende jaren nieuwe aanbestedingen plaatsvinden, kijken we naar de mogelijkheden voor verdere beheersing van de kosten.

13

Exploitatie Groninger Forum

Bij de start van het Forum is een aanloopperiode van vijf jaar ingesteld (2020 t/m 2024), waarin zij de tijd kreeg tot een sluitende exploitatie te komen. Voor eventuele exploitatietekorten was jaarlijks vanuit de bij aanvang van het Forum € 460.000 binnen het aanloopreserve beschikbaar. Dit bedrag is - mede door de sluitingen tijdens corona - de afgelopen jaren niet volledig benut.

Forum Groningen bevindt zich met de aangekondigde wetswijziging Wsob (‘Wet Stelsel Openbare Bibliotheekvoorzieningen’) in 2026 en zorgplicht voor gemeenten in de transitie naar een volwaardige bibliotheek.
Omdat de coronajaren niet te karakteriseren zijn als een reguliere aanloopperiode, en er in de nabije toekomst onzekere factoren spelen - met name het inregelen van de nieuwe zorgplicht per 2025/2026 - heeft de Raad in juli 2025 besloten om de aanloopreserve voor Forum Groningen met twee jaar verlengen tot en met 2026. Hierbij wordt er uitgaan van een bedrag van 300 duizend euro voor 2025 en 160 duizend voor 2026. Met het verlengen van de aanloopreserve verwachten we voldoende buffer aanwezig te hebben.

14

Verzelfstandiging Centrum voor Kunst en Cultuur (CKC) Haren

Het Centrum voor Kunst en Cultuur (CKC) Haren is medio 2023 verzelfstandigd. Bij het besluit tot verzelfstandiging is het uitgangspunt geformuleerd dat de basisfinanciering voor de huidige en de volgende cultuurnotaperiode (2025 t/m 2028) is gegarandeerd. Voor de frictiekosten behorende bij de verzelfstandiging zijn bij de begroting 2023 middelen beschikbaar gesteld. Er bestaat een risico dat hier bovenop sprake is van onvoorziene exploitatietekorten en/of aanvullende aanloopkosten. Voor de eerste vier jaar (2023-2026) is hiervoor een risico van jaarlijks 50 duizend euro opgenomen. Na de periode van 4 jaar verwachten we dat het CKC goed zicht heeft op de structurele exploitatie met voldoende mogelijkheden om zelf (bij) te kunnen sturen. In 2024 heeft het CKC geen exploitatietekort gerapporteerd. Doordat 2025 voor CKC het tweede volledige jaar van verzelfstandiging is zijn de risicobedragen en kans inschattingen niet aangepast. Door middel van voortgangsgesprekken en rapportages wordt de realisatie van de exploitatie gevolgd. 

15

Energieprijsstijging

Op korte termijn is het risico voor prijsstijgingen beperkt doordat een deel van het volume al is ingekocht en door de huidige marktsituatie waarin de tarieven lager liggen dan afgelopen jaar. Het verlengen van energiecontracten biedt ons kansen om toekomstige prijsstijgingen te beperken. Hoewel de verwachting is dat prijzen dalen, kunnen onzekere factoren zoals ETS-II, bijmengverplichting en geopolitieke spanningen alsnog voor prijsstijgingen zorgen. Daarnaast is nog niet bekend wat de terugleververgoedingen zijn vanaf 2027. Het risicobedrag wordt in 2026 ingeschat op nihil. Meerjarig is het risicobedrag afgeleid van de totale kosten voor energie van 7,3 miljoen euro en loopt op tot circa 15% daarvan. Gezien de volatiliteit van de energiemarkt houden we rekening met een kans van 50%.

16

Opgaven Vastgoedbedrijf

Het maatschappelijk vastgoed van de gemeente Groningen heeft een gemiddelde leeftijd van meer dan 40 jaren. De leeftijd van de vastgoedvoorraad brengt voor de toekomst forse ververduurzaming- en moderniseringsopgaven met zich mee. Dit vraagt heldere koersbepaling op programmaniveau. Van een aantal programma’s is de koers al bepaald, dan wel wordt dit voorbereid. Het Scholenprogramma Gro Up is hiervan een voorbeeld, het masterplan voor de sport en de huisvestingsvisie voor de wijkposten van Stadsbeheer. Andere plannen waaraan gewerkt wordt zijn bijvoorbeeld het Accommodatieplan Welzijn (DMO) en de Strategische huisvestingsvisie voor het Kernvastgoed (SSC/FSH). De projectmatige uitvoering van nieuw- en verbouw is belegd bij het Vastgoedbedrijf. De genoemde vernieuwing- en moderniseringsopgaven zijn gelet op de gebouwleeftijd, de dynamiek van de achterliggende (beleids-)programma’s en veranderende gebruikers(wensen) noodzakelijk en leiden tot forse financiële opgaven voor de toekomst. Voor vernieuwing en modernisering wordt niet structureel gespaard binnen de gemeente. De gereserveerde middelen voor beheer en onderhoud zijn gericht op instandhouding en beheer en onderhoud ‘as is’, uitgaande van het meest kosten efficiënte onderhoudsniveau (NEN niveau 3). De leeftijd van de vastgoedportefeuille levert spanning op in relatie tot hedendaagse eisen qua functionaliteit en bedrijfsvoering. Daarnaast leidt de leeftijd van de panden tot kwetsbaarheid in relatie tot veranderende regelgeving. De eisen ten aanzien van bijvoorbeeld verduurzaming, binnenklimaat, toegankelijkheid en ARBO zullen blijvend veranderen (en toenemen), waardoor investeringen in de gemeentelijke gebouwen noodzakelijk zijn. Voorbeelden hiervan zijn de label C verplichting voor kantoren en de verplichte EML maatregelen op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer. De verduurzamingsambities- en normstellingen werken als katalysator voor de al forse opgave voortvloeiend uit de leeftijd van de gebouwen (levenscyclus vastgoed). Waar in het verleden een gebouw upgrade of modernisering nog strikt vanuit levensduurverlenging, functionaliteit of techniek kon worden benaderd, leidt de combinatie met de verduurzamingsopgave veelal tot een volledige nieuwbouw of renovatieopgave. Gezien de omvang van de opgave in relatie tot de beschikbare middelen en capaciteit zal het naar verwachting een lange periode vergen om de panden te upgraden. Intussen kan het noodzakelijk worden om (gedeeltelijk) te vernieuwen c.q. te upgraden vanwege gewijzigde gebruikerseisen en of wettelijke eisen.
In de te actualiseren gemeentelijke Routekaart verduurzaming maatschappelijk vastgoed (voorzien eind 2025) wordt de strategie geschetst voor het verduurzamen van het gemeentelijk maatschappelijk vastgoed. Op basis van onder andere leeftijd, labels, koppelkansen (waaronder warmtenet), en functionele en programmatische wensen wordt een planning gemaakt voor de aanpak van de panden tot 2050. De verduurzaming van de panden, gecombineerd met noodzakelijke functionele aanpassingen en modernisering betekent dat per saldo veelal sprake is van volledige renovatie of vernieuwing van de gebouwen. De noodzakelijke aanpak vraagt lange termijn planning, zowel financieel als qua uitvoeringscapaciteit. De combinatie wordt gezocht met de strategische uitvoeringsagenda  (SIA) waarin de financiële opgave op de middellange termijn inzichtelijk wordt gemaakt en reservering in de begroting plaatsvindt, aansluitend bij de lange termijn uitvoeringsscope. Voor de uitvoering van de onvermijdelijke verduurzamings- en moderingseringsopgave is het noodzakelijk om de opgave financieel telkens voortschrijdend ca. 8 jaren vooruit te plannen, daar met vastgoedopgaven doorgaans een doorlooptijd van 5 tot 8 jaren kennen en veelal onderdeel zijn van een (verhuis)carrousel, met tijdelijke huisvesting als vraagstuk en een dynamische stedelijke omgeving. Matching via de SIA of een vastgoedfonds is noodzakelijk voor de aanpak.

17

Fiscale risico's

Vennootschapsbelasting op reclameopbrengsten. De Belastingdienst is van mening dat de opbrengst uit reclamedragend straatmeubilair een onderneming vormt. Gemeenten zijn van mening dat er sprake is van normaal vermogensbeheer. Over deze discussie lopen verschillende procedures en liggen nu bij de Hoge Raad. De uitkomst hiervan is nog onzeker. 

18

Gemeentefonds

De hoogte van de algemene uitkering wordt bepaald door de omvang en verdeling van het gemeentefonds. De huidige raming van de hoogte van de algemene uitkering is gebaseerd op de meicirculaire 2025. De omvang van het gemeentefonds bedraagt in 2025 ruim 46 miljard euro. De omvang van het BTW compensatiefonds (BCF) is aan een plafond gekoppeld. Overschotten of tekorten op het fonds worden verrekend met het gemeentefonds. In onze begroting wordt meerjarig een verwachte bate opgenomen voor de mogelijke ruimte onder het BCF.
We hanteren het uitgangspunt dat specifieke kortingen (en uitzettingen) vanuit het rijk één op één met de sector worden verrekend. Voor het overige hanteren we een maximale omvang van het risico van 5% van de geschatte uitkering uit het gemeentefonds. Het risico bedraagt maximaal 41,3 miljoen euro (naar boven of naar beneden).
We gaan er vanuit dat de kans op een voordeel even groot is als de kans op een nadeel, hierdoor reserveren we hiervoor geen specifieke weerstandscapaciteit. Forse afwijkingen worden zoveel mogelijk voorkomen en verkleind door het realistisch en stabiel ramen van de uitkeringen.

19

Verstrekte leningen en garanties

Het verstrekken van een lening of het afgeven van een garantie leidt voor de gemeente tot een risico dat de schuldenaar niet aan de verplichtingen kan voldoen. Per geval wordt het risico beoordeeld en gewaardeerd. De belangrijkste posten zijn de leningen verstrekt aan Euroborg, Enexis, Ebbingehof, de garanties op de verkochte personeelshypothekenportefeuile van de voormalige gemeente Haren en op door Stichting Biblionet aangetrokken leningen. De risico’s van de aan Warmtestad, Meerstad en GEB Holding verstrekte leningen zijn meegenomen in respectievelijk het risico Gemeentelijk aandeel risicoproject Warmtestad BV, het risico Uitleg- en binnenstedelijke ontwikkelingslocaties (grondzaken/ grondexploitaties) en het risico Zonnepark Meerstad-Noord. Het risicobedrag 2026 is bepaald op 3,5 miljoen euro. Tot en met 2029 loopt dit af tot 2,9 miljoen euro. De kans hierop is verwerkt in het risicobedrag.

20

Renterisico

Het risico is dat de rentepercentages in werkelijkheid hoger liggen dan waar in de begroting rekening mee is gehouden en dat de rentelasten daardoor tegenvallen ten opzichte van de begroting. Wij houden onze rentevisie (zoals beknopt opgenomen in de paragraaf Financiering in deze begroting) voortdurend actueel en anticiperen voor zover mogelijk op de verwachte rente-ontwikkelingen om tegenvallers zoveel mogelijk te voorkomen. In de begroting 2026 zijn we voor de jaren 2026 en verder uitgegaan van een rente op nieuwe leningen van 2,5 %. Daarnaast houden wij rekening met een scenario waarbij de rente op nieuwe leningen vanaf 2026, 1 % hoger ligt, dus op 3,5 %. Aan de hand van dat scenario hebben we de bedragen van het renterisico vanaf 2026 berekend.
Voor zover de hogere rente kan worden toegerekend aan activiteiten waarvoor een heffing in rekening gebracht wordt, kan de extra stijging (met vertraging) worden doorbelast.
Het risicobedrag 2026 is bepaald op 1,1 miljoen euro. Tot en met 2029 loopt dit op tot 3,2 miljoen euro. De kans hierop schatten we in op 50%. Die kans hebben we bepaald op basis van de (mogelijke afwijking van de) ontwikkelingen die wij benoemd hebben in onze rentevisie. 

21

Verzekeringen

Binnen de Gemeente Groningen zijn een aantal risico's niet afgedekt door verzekeringen. De kans op het zich voordoen van deze risico's is klein maar de impact ervan kan groot zijn. De risico's die hieronder vallen zijn: fraude/beroving, milieuschade, cybercrime en motorrijtuigen (Casco deel). Door het nemen van interne beheersmaatregelen worden de risico’s beperkt.
Verzekerbaarheid van brandrisico’s neemt toe. Corona ligt achter ons. Er is weer voldoende concurrentie in de markt en de rente is gestegen. Dit heeft er mede toe geleid dat de premies voor onze brandverzekering zijn genormaliseerd en weer op het langjarig gemiddelde (15 jaar) liggen. Daarnaast is de laatste jaren veel geinvesteerd in preventie. De brandpolis voor opstallen en inventarissen is opnieuw aanbesteed per 1 januari 2025 tot 1 januari 2031. Verzekerbaarheid van overige risico’s zoals aansprakelijkheid, Construction All Risk en wagenpark blijft uitdagend.  

22

Gemeentefonds: ontoereikende middelen

Met ingang van 2026 wordt het gemeentefonds gekort met ruim 2,3 mld. (het zogeheten financiële ravijn). Dit betekent voor Groningen een korting van 33 mln. met ingang van 2026. Deze korting is verwerkt in de begroting. In 2026 tot en met 2028 zijn we vooralsnog in staat dit tekort met een aantal maatregelen op te vangen. Ons financieel perspectief laat vanaf 2029 een oplopend te tekort zien. Samen met de VNG hebben we bij het Rijk aangedrongen om tot een oplossing te komen voor de korting door extra middelen beschikbaar te stellen en/of taken en middelen in balans te brengen. In april 2025 is de voorjaarsnota verschenen van het Rijk. We zien dat het Ravijn niet is gedempt maar is opgeschoven. Dit betekent dat vervolgafspraken met het Rijk noodzakelijk zijn. De korting op het gemeentefonds (ruim 2,3 mld.) wordt deels opgevangen door een extra bijdrage van 400 mln. per jaar met ingang van 2026. Anticiperend op het onderzoek 'van Ark in 2027' is dit via het cluster Jeugdzorg beschikbaar gesteld in plaats van via de gehele algemene uitkering. Vooralsnog laten we het risico ongewijzigd. Dit betekent dat we uitgaan van een tekort in 2029 met een kans van optreden van 50% op basis van de begroting 2026. In de voorjaarsnota zijn ook afspraken opgenomen over de jeugdzorg. De tekorten op de jeugdzorg worden voor 2025-2027 deels opgevangen door het Rijk. Na 2027 wordt de bezuinigingstaakstelling voor de jeugdzorg fors verhoogd. Hierdoor neemt het risico toe. Dit nemen we mee in het risico sociaal domein. 

23

Bezwaarschriften

Woningcorporatie Wierden en Borgen voert een bezwaarprocedure tegen de aanslagen rioolheffing 2015 tot en met 2019 van de voormalige gemeenten Ten Boer en Groningen en tegen de aanslagen rioolheffing 2020 ten en met 2021 van de gemeente Groningen. Het bezwaar richt zich op de kostenonderbouwing van de rioolheffing 2015 en volgende jaren. We hebben alle gevraagde informatie verzameld en verstrekt. We zijn in voorbereiding om uitspraak op bezwaar te doen. Een inschatting van de omvang van het risico is niet te maken. Het risico staat daarom op p.m.  

24

Vervanging rioolpersleiding Aanpak Ring Zuid (ARZ)

Langs het gehele traject van de ARZ ligt een belangrijke rioolpersleiding. Ten behoeve van de ARZ is deze rioolpersleiding grotendeels verlegd. Een gedeelte van deze persleiding (kruising onder A28) is niet verlegd. Tijdens de werkzaamheden in het kader van ARZ is al een aantal keer de rioolpersleiding beschadigd, waardoor er herstelwerkzaamheden moesten worden uitgevoerd. Als een schade ontstaat aan de rioolpersleiding onder de kruising van de A28 dan zal reparatie daarvan leiden tot langdurige stremmingen. We bereiden ons, in overleg met waterschap Noorderzijlvest, voor op een mogelijke vervanging van de persleiding. Een inschatting van het risicobedrag is op dit moment nog niet te geven.               

25

Onderhoud van het groen ARZ aan de randen van ons areaal

Binnen het project ARZ zijn tussen de drie overheden afspraken gemaakt over eigendom, beheer en onderhoud. Rijkswaterstaat en provincie onderhouden hun areaal vooral op functionaliteit. Gemeente Groningen onderhoud het areaal ook op basis van beeldkwaliteit. De andere overheden worden door de gemeente wel aangesproken op hun zorgplicht. Ten gevolge van de verschillende onderhoudsuitgangspunten tussen de drie overheden kan er een situatie ontstaan (veiligheid en uitstraling) dat gemeente Groningen onderhoud moet plegen aan onderdelen die eigendom zijn van de twee andere overheden. Het gaat hierbij over groenonderhoud van de groene keerwanden en schermen en groenonderhoud op taluds. Het risicobedrag schatten we in op 100 duizend euro met een kans van 50%.

26

Dotatie en vrijval voorziening voor pensioenaanspraken politieke ambtsdragers

Jaarlijks wordt aan het eind van het jaar met hulp van externe dienstverleners op het gebied van pensioenverzekeringen bepaald wat de benodigde pensioenvoorziening voor (oud-) politieke ambtsdragers moet zijn. Het verschil tussen het benodigde en opgebouwde tegoed wordt uit de exploitatie aangezuiverd. Hiervoor is 300 dzd euro opgenomen in de begroting. Pas aan het eind van het jaar is te bepalen of dit wel of niet voldoende is. Het risico kan, als gevolg van de rente ontwikkelingen en wijzigingen in het deelnemersbestand zowel positief als negatief zijn. Bij een hogere rentestand is normaliter sprake van vrijval, bij een lagere rentestand moet er normaal gesproken worden gedoteerd. Het risicobedrag is daarmee erg lastig in te schatten. Op basis van de afgelopen jaren is de ruwe inschatting dat het risico op een dotatie maximaal 2 miljoen euro is, maar waarschijnlijk minder en mogelijk dus negatief. Doordat het risicobedrag lastig in te schatten is, maar het effect zowel positief als negatief kan uitvallen is de kans op 50% gezet.

26a

APPA wachtgelden

Net als de hoogte van de pensioenvoorziening voor politieke ambtsdragers is deze voorziening voor de wachtgelden moeilijk in te schatten. Dit is afhankelijk van het aantal politieke ambtsdragers dat aftreedt, hoe lang ze als politieke ambtsdragers (of vergelijkbare zgn. APPA functies) hebben gewerkt, aanspraak maken op wachtgeld en de periode dat er recht bestaat op wachtgeld. En of politieke ambtsdragers weer een nieuwe betrekking aanvaarden dan wel de pensioengerechtigde leeftijd bereiken. Het risicobedrag wordt ingeschat op maximaal 2 miljoen euro, voor alle politieke ambtdragers. Omdat niet verwacht wordt dat alle politieke ambtdragers een beroep hier op zullen doen, is de kans op 25% gezet.  

27

Verplichtingen uit de spaarverlof voorziening

Als gevolg van wijzigingen in de CAO Gemeente 2023 is er een voorziening gevormd voor spaarverlof. Medewerkers kunnen hun bovenwettelijke verlofuren omzetten naar spaarverlof waar geen vervaldatum aan hangt. In 2023 heeft dit geleid tot een dotatie van 1.867 duizend euro, in 2024 bedroeg dit 1.881 duizend euro. Wat een verwachte jaarlijkse toename of afname van het spaarverlof zal worden is nog onbekend. Ook is vanuit de CAO gemeente bepaald dat er verlofharmonisatie zal plaatsvinden met als gevolg dat iedereen vanaf 2025 57,2 bovenwettelijke uren heeft. Bij medewerkers die eerder meer bovenwettelijke uren ontvingen dan de norm, wordt jaarlijks afgebouwd. Per saldo zien we echter dat medewerkers er veel uren bij hebben gekregen. Dit resulteerde in een flinke stijging van het saldo bovenwettelijk verlof per ultimo 2024. Hierdoor ontstaat een risico voor de bedrijfsvoering, immers hetzelfde werk moet gedaan worden terwijl men meer recht heeft op verlof. We blijven deze ontwikkeling nauwlettend volgen.

28

Bedrijfsrisico directies SPOT, Sport050 en zakelijke dienstverlening Stadsbeheer

We houden rekening met een risico bij de zakelijke dienstverlening (Stadsbeheer). De inkomsten zakelijke dienstverlening (bedrijfsafval, klein gevaarlijk afval, commerciële straatreiniging en onderhoud en reparaties derden, verkoop brandstof en leasen) zijn deels afhankelijk van de economische conjunctuur en andere externe factoren. Wij houden rekening met een bedrijfsrisico van 10% van de omzet van circa 11,4 miljoen euro. Sport050 kent een afhankelijkheid van de economische conjunctuur en het weer. Daarnaast lopen we bij de zwembaden een significant risico op inkomstenderving door aanhoudende operationele problemen in verouderde zwemaccommodaties. Technische storingen, zoals defecte installaties maar ook netwerkproblemen (toegangspoortjes), kunnen leiden tot (deel)sluitingen en een afname van (betalende) bezoekers, wat directe financiële gevolgen heeft. Door de invoering van de Omgevingswet gelden er nieuwe en strengere eisen op het gebied van veiligheid, hygiëne en waterkwaliteit voor zwemaccommodaties. Deze aangescherpte regelgeving kan leiden tot gedeeltelijke sluiting van een bassin of zelfs de gehele zwemaccommodatie als niet (tijdig) aan de eisen wordt voldaan. Dit vormt een risico voor de continuïteit van de bedrijfsvoering, omdat sluiting direct leidt tot verlies van inkomsten en mogelijk reputatieschade. Wij houden rekening met een specifiek bedrijfsrisico ter hoogte van circa 10% van de tarief-gerelateerde omzet. De verwachte omzet is circa 8,5 miljoen euro.

Een deel van de inkomsten van de directie SPOT is afhankelijk van de economische conjunctuur en andere externe factoren. Wij houden rekening met een bedrijfsrisico van 10% van de omzet van circa 16,6 miljoen euro voor SPOT. Het totale jaarlijkse risicobedrag komt uit op 3,7 miljoen euro. Gezien de spreiding van dit risico over meerdere directies schatten we de kans hierop laag in op 25%.

29

Niet halen bezuinigingen

Bij voorgaande begroting zijn bezuinigingsmaatregelen vastgesteld. Niet alle voorgenomen bezuinigingen worden volledig en/of in het gewenste tempo gerealiseerd. We hebben elke nog niet gerealiseerde bezuinigingsmaatregel en nog te realiseren bezuinigingsmaatregel beoordeeld. Dit leidt tot een incidenteel risico van 0,3 tot 2,9 miljoen euro per jaar en een structureel risico van 0,5 miljoen euro per jaar. Bij het bepalen van het risico is per maatregel rekening gehouden met de kans van optreden. Voor de bepaling van het benodigd weerstandsvermogen wordt de uitkomst daarom volledig (=100%) meegenomen. We sturen actief op realisatie van de maatregelen.

30

Prijsstijgingen

De afgelopen jaren hebben zich forse loon- en prijsstijgingen voorgedaan. Loon- en prijsstijgingen gelden niet alleen voor de gemeente, maar ook voor onze verbonden partijen en gesubsidieerde instellingen. Loon- en prijsstijgingen moeten in beginsel worden opgevangen door nominale prijscompensatie. Hiermee houden we de koopkracht van de budgetten op peil. We ontvangen hiervoor middelen uit het gemeentefonds. De prijsstijgingen zijn inmiddels weer op een normaal niveau. Het risico op bovenmatige inflatie als gevolg van geopolitieke en mondiale gebeurtenissen blijft echter bestaan. We monitoren daarom de prijsontwikkelingen en betrekken dit bij het opstellen van de begroting.

31

Digitale soevereiniteit

Digitale soevereiniteit betekent dat de gemeente controle heeft over haar eigen digitale infrastructuur, data en technologie. Het voorkomt afhankelijkheid van buitenlandse techbedrijven (m.n. buiten Europa). Dit is belangrijk vanwege risico’s rond privacy, continuïteit in toegang tot gegevens en invloed van buitenlandse wetgeving. Het raakt aan keuzes over software, datacenters, (Europese) samenwerking en wet- en regelgeving. Digitale soevereiniteit is cruciaal voor de betrouwbaarheid van de dienstverlening, publieke zeggenschap en democratische controle. De landelijke aandacht hiervoor groeit en als gemeente streven we naar meer regie op onze digitale systemen om onze taken verantwoord te kunnen uitvoeren. Dit kan op termijn extra investeringen met zich meebrengen. Gezien de geopolitieke ontwikkelingen is het onmogelijk aan te geven of en in welke mate we op welk moment aan de slag moeten en gaan met deze ontwikkeling. Vooralsnog schatten we de bedragen in zoals opgenomen in het overzicht met een kans van 50% dat het risico zich voor gaat doen. Vooralsnog schatten we op basis van een grove inschatting het risicobedrag incidenteel in op 4 miljoen euro verdeeld over de jaren 2026 t/m 2028. Aangezien we het risico middelgroot achten hanteren we een kans van 50%.

32

Cybercrime

Cybercrime vormt een groeiend risico voor gemeenten vanwege hun rol als beheerders van persoonsgegevens en vitale infrastructuur. Gemeenten zijn aantrekkelijke doelwitten voor cybercriminelen, zoals hackers en ransomwaregroepen, die uit zijn op data of losgeld of het ontwrichten van de samenleving. Een succesvolle aanval kan leiden tot ernstige verstoring van de dienstverlening, zoals het niet kunnen uitgeven van paspoorten of bijstandsuitkeringen dan wel de uitval van kritische voorzieningen. Preventie, detectie en snelle respons zijn essentieel om schade te beperken. Alle medewerkers moeten een digitaal rijbewijs halen en bijhouden. Hiermee wordt kennis over databeveiliging in de organisatie op peil gehouden. Daarnaast worden er continue aanvullende maatregelen getroffen om onze beveiliging zo goed mogelijk op orde houden. Het inschatten van bedragen en kansen is onmogelijk omdat we niet weten wat zich in welke omvang wanneer voor gaat doen. 

33

Rijkskorting 10% budget SPUK Sport (btw)

Via de vereniging Sport en Gemeenten is informatie ontvangen over o.a. de verlenging van de rijksregeling SPUK sportstimulering (btw). De officiële brief van het ministerie van VWS na de formele besluitvorming over deze aanpassingen zal vermoedelijk na de zomer volgen. De regeling SPUK Sport(stimulering), die oorspronkelijk afliep per 1 januari 2026, wordt met één jaar verlengd tot en met 2026. Conform het Hoofdlijnenakkoord wordt in 2026 een generieke korting van 10% doorgevoerd op specifieke uitkeringen. Ook voor deze regeling geldt in 2026 een korting van 10%. In het begin van deze regeling was er sprake van onderuitputting. de bestedingen zijn echter gestegen en de verwachting is dat de vraag in 2026 hoger is dan het budget. De verantwoording 2024 geeft bij een korting van 10% een verwachte verlaging van 252 duizend euro in de exploitatie. Voor de investeringen is dat 73 duizend euro hetgeen leidt tot hogere kapitaallasten in de toekomst.

34

Structurele personeelslasten gedekt met incidentele middelen

Een aantal langlopende subsidies lopen de komende jaar af of zijn dan volledig ingezet. Deze subsidies zijn ingezet voor structurele personeelslasten. Bij het aflopen van deze subsidies zullen ook de kosten moeten aflopen. Hier zal bij het aflopen van de subsidie op geanticipeerd moeten worden met maatregelen. Het is niet onwaarschijnlijk dat dit tot frictiekosten zal leiden. In het risicobedrag is de kans van optreden meegenomen daarom is bij de kans 100% aangehouden. Het eerste jaar dat dit zich voordoet is 2027 (CDOKE middelen) en vanaf 2029 betreft het de structurele lasten t.l.v. de lumpsum aardbevingen. Voor de berekening zijn we uitgegaan van de totale loonsom per jaar van de fte’s die gedekt worden vanuit de lumpsum en de CDOK middelen. Bij de bepaling van het risicobedrag gaan we uit van 10% hiervan. Dit omdat we inschatten dat we voor 10% geen aanvullende dekking kunnen realiseren. 

Deze pagina is gebouwd op 11/19/2025 16:06:00 met de export van 11/19/2025 15:54:36