Financiële positie

Financieel meerjarenbeeld

Dekkingsbronnen voorgaande jaren

In dit onderdeel van de financiële positie lichten wij de hervormingen toe die in voorgaande jaren in de begroting zijn verwerkt. Het betreft de nog openstaande hervormingen afkomstig uit de begrotingen 2023, 2024 en 2025. Ieder van deze hervormingen wordt vervolgens toegelicht.

Hervormingen voorgaande begrotingen

Begroting

Deel-
programma

I/S

2026

2027

2028

2. Stelselwijziging riolering en BCF

2023

S

-40

-40

-40

2. Inzet spaarbedragen uit de begroting 2023

2024

I

2.000

2. Voordeel WMO

2025

3.3

I

2.000

2.000

2.000

5. Parkeerhandhaving

2025

1.2

S

200

250

300

6. Budget gesubsidieerde instellingen

2025

3. ..

I

850

450

Totaal hervormingen voorgaande jaren

5.010

2.660

2.260

2. Stelselwijziging riolering en BTW compensatiefonds (BCF) De btw op investeringen mag (extracomptabel) worden betrokken in de bepaling van het tarief. We namen btw die op investeringen drukt altijd mee in het tarief op basis van de kapitaallast van deze investeringen. Vanaf 2023 nemen we de btw op de verwachte investeringsuitgaven mee in het tarief. Hierdoor ontstaat een voordelige bijstelling van 810 duizend euro in 2023 dat daarna met 40 duizend euro per jaar afloopt .

2. Inzet spaarbedragen uit de begroting 2023
In de begroting 2023 zijn spaarbedragen opgenomen voor toekomstige opgaven. Voor 2025 is de reservering 1 miljoen euro, voor 2026 is de reservering 2 miljoen euro. Deze middelen zetten we in ter dekking van de opgaven in deze begroting.

2. Voordeel WMO
Voor 2025 t/m 2028 verwachten we een voordelig resultaat op ons WMO-budget waardoor dit kan vrijvallen. Het voordeel is 1,9 miljoen euro in 2025, in 2026 en 2027 is het voordeel 2 miljoen euro en in 2028 bedraagt het voordeel 1 miljoen euro.

5. Parkeerhandhaving
De opbrengsten voor parkeerhandhaving zijn meerjarig geactualiseerd. Vanaf 2026 verwachten we 200 duizend euro aan extra inkomsten. In de jaren daarna loopt het voordeel naar verwachting ieder jaar op met 50 duizend euro tot 400 duizend euro in 2030.


6. Budget gesubsidieerde instellingen
De budgetten van gesubsidieerde instellingen worden geïndexeerd op basis van het jaar t-2. Tot dit jaar liep de verrekening via de reserve accres instellingen (de budgetten van t-2 werden in jaar t uitgekeerd aan instellingen). In de tweede werkconferentie van 25 april heeft het college besloten de verrekening voortaan rechtstreeks via het meerjarenbeeld te laten lopen. Na analyse van de beschikbare budgetten bleek dat er 4 miljoen euro structureel en 8 miljoen euro incidenteel kan vrijvallen.

De structurele vrijval moet in samenhang worden gezien met het knelpunt Maatschappelijke Opvang / Vrouwenopvang. De afgelopen jaren was het niet nodig deze budgetten te indexeren. Dit is een belangrijke oorzaak van de (structurele) vrijval. Vanaf 2025 is deze indexering wel nodig.

De structurele vrijval van 4 miljoen euro wordt in de begroting 2025 ingezet voor een aanvulling van het budget voor gesubsidieerde instellingen (1,8 miljoen euro) en een structurele indexering van MO/VO budgetten (2,2 miljoen euro). In de jaren 2025-2027 is voor de indexering van MO/VO budgetten minder nodig, waardoor niet de volledige 4 miljoen euro wordt ingezet. De resterende middelen in deze jaren worden toegevoegd aan de ruimte voor de begroting 2025.

Deze pagina is gebouwd op 11/19/2025 16:06:00 met de export van 11/19/2025 15:54:36